Het werkterrein is een bosperceel dat grotendeels uit Grove den bestaat met Amerikaanse eik en Amerikaanse vogels als ondergroei. Een klein deel bestaat uit Inlandse eik en Amerikaanse Douglas. Om de eiken meer licht te geven, worden de Amerikaanse Douglas bomen omgetrokken of geringd. Bij ringen wordt er rondom de stam een inkeping gemaakt, waardoor de sapstroom wordt onderbroken. Op deze wijze wordt er staand dood hout gecreëerd en krijgen de Eiken meer licht.

De Amerikaanse vogelkers en Amerikaanse eik worden op ± 1 meter hoogte afgezaagd. In de meeste gevallen worden er rondom het zaagvlak nieuwe uitlopers gevormd.  In het vervolgbeheer kunnen de uitlopers op een relatief eenvoudige wijze van de stam worden gehakt, waardoor de boom wordt uitgeput. In de tussentijd heeft deze methode een verrijkend effect op de structuur (tijdelijke struiketage) en de vogelbevolking in het bos. Bij de voorbereidingen voor deze klus werden dicht bij elkaar drie vogelnesten aangetroffen in de pruiken van afgezette Amerikaanse vogelkers en Amerikaanse eik.